Kerkhof Büter

Vanaf 1825 werdt een noodbegraafplaats ingericht, waarvoor Jan Berend Borg de grond ter beschikking stelde. Die kreeg als officiële naam: ‘Naamloze Begraafplaats Nieuw-Schoonebeek’.

Rond 1800 stonden langs het Schoonebeekerdiep ongeveer dertig booën, unieke rundveestallen die eigendom waren van de Schoonebeeker boeren. Het rundvee werd beheerd door een booheer. Het was een vruchtbaar gebied wat de aandacht trok van kolonisten uit het bisdom Münster.

Tussen oktober 1814 en maart 1815 kwam een eerste groep van zes gezinnen naar Nederland, voorafgegaan door Bernardus Henricus Rolfes. De kolonisten kenden elkaar waarschijnlijk uit Grosz en Klein Hesepe en vestigden zich aan de huidige grens met Duitsland. Eerst woonden ze in de oude booën, maar al snel werden nieuwe boerderijen gebouwd aan de noordkant van de panddijk. Het dorp kreeg de naam ‘Booëndorf’ en werd pas later Nieuw-Schoonebeek genoemd.

Kerkelijk waren de bewoners verbonden aan Twist, waar ook hun doden werden begraven. In 1825 ontstonden er problemen met het kerkbestuur en konden de overledenen niet meer in Twist worden begraven. Er werd toestemming gevraagd aan de Gouverneur van Drenthe en vanaf 1825 mochten de doden op eigen grond in Nieuw-Schoonebeek worden begraven. Er werd een noodbegraafplaats ingericht, waarvoor Jan Berend Borg de grond ter beschikking stelde. Die kreeg als officiële naam: ‘Naamloze Begraafplaats Nieuw-Schoonebeek’.

Borg had de grond in gebruik van de erfgenamen van de Schoonebeeker boerenfamilie Wenny. Het was een voormalige boo – een uniek type veeschuur, die alleen in deze omgeving voorkwam – van de familie Wenny. Deze familie verkocht de boo met alle daarbij horende landerijen in december 1826 aan Jan Berend Blaauw, die de westelijke helft kocht, en het oostelijke deel aan Jan Berend Borg. Daardoor kon Borg het voormalige booterrein als noodbegraafplaats ter beschikking stellen.

Begravenissen op deze begraafplaats vonden plaats tot het moment van de inzegening van het nieuwe kerkhof bij de nieuwe kerk in het centrum van Nieuw-Schoonebeek op 5 juli 1855. In juni 1866 werden dochter Euphemia Gesina Borg en haar man Jan Hendrik Schwieters eigenaar van het terrein. En na hun zoon Bernardus Hendrikus Schwieters. Na zijn overlijden hertrouwde zijn weduwe in mei 1908 met Georg Büter uit Lindloh. 

In 1928 kreeg hun zoon Bernardus Hendrikus Büter de voormalige noodbegraafplaats in eigendom. En daarmee werd de naam Büter verbonden aan deze voormalige begraafplaats. De noodbegraafplaats raakte sterk verwaarloosd. De randen werden beschadigd door grazend vee en er kwamen zelfs beenderen bloot te liggen. In 1978 werd de dodenakker hersteld en een houten hek geplaatst. De Historische Vereniging Nei-Schoonebeek zorgde voor verder herstel van de voormalige begraafplaats.

Op de noodbegraafplaats liggen achttien personen in de leeftijd van 7 dagen tot en met 84 jaar begraven. Verder staat er de grafsteen van Anna Maria Aleida Huser (1876-1895) en haar moeder Gesina Aleida of Sinaulaat Huser-Nijenstein (1839-1876). De dochter werd op 18 mei geboren en haar moeder overleed negen dagen later.

In mei 1890 ging de kleine meid naar kostschool. Ze trad begin 1897 in bij het O.L. Vrouwe van het Heilige Hart in Issoudun (Frankrijk) als zuster Bernadette. Ze was daar een voorbeeld voor het noviciaat. In juli 1897 ontving ze het kloosterkleed. Eind 1897 werd zij steeds zwakker en ze keerde voor genezing terug naar Nederland en werd opgenomen in het Sint Antonius Ziekenhuis in Utrecht. Maar haar kwaal woekerde voort. Een half uur voor haar overlijden sprak ze nog de drie Geloften uit van Armoede, Zuiverheid en Gehoorzaamheid.

Ze werd in Nieuw-Schoonebeek bij haar moeder begraven. Een fraaie grafsteen stond op het graf. In verband met de verplaatsing van het kerkhof werd de grafsteen naar de noodbegraafplaats van Buter overgebracht.

Rond 1840 werd aan de overkant van de Hoofdstraat een houten kruis geplaatst. De begrafenisstoet hield hier halt, knielde en er werden ‘Vijf Onze Vaders en vijf Wees Gegroetjes’ gebeden. In 1854 werd door het echtpaar Borg-Twenning het kruis vervangen door een zandstenen gedenksteen. In de loop van de Tweede Wereldoorlog brak het gedenkteken en werden de stukken bewaard.

In 1979 werd de steen gerestaureerd. Het is het enige wegkruis in de provincie Drenthe. Een tweede gedenkteken stond op de noodbegraafplaats. Toen in 1978 deze begraafplaats werd geruimd en er een houten hekwerk omheen kwam, werd de tweede gedenksteen geborgen door Bernardus Hendrikus Büter en in zijn schuur opgeslagen. De steen kwam terecht bij de historische vereniging “De Spiker” in Schoonebeek, maar kwam na jaren weer terug bij schoonzoon Ben Heijnen, die het bij zijn woning-café-winkel aan de Europaweg 88 plaatste.

Sinds 2022 is de tweede gedenksteen weer terug op zijn oorspronkelijke plek op de noodbegraafplaats van Buter.